Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Dat de sterren van zijn schemertijd verduisterd worden; hij [14]wachte naar het licht, en het worde niet; en hij zie niet de [15]oogleden des dageraads! 13. Dat is, de avondtijd, in welken de nacht nog enige schemering of klaarheid heeft, dat men wat van hem zien mag, voornamelijk door het licht van enige grote sterren, wier verduistering hier van Job gewenst wordt. Zie van het Hebreeuwse woord 2 Kon.7:5. Sommigen verstaan hier dan de morgenschemering of daging. 14. Te weten, dezen nacht. Anders, men wachte. 15. Zo worden genaamd de stralen der zon, die in den morgenstond zich uitbreiden en openen eer de zon opgestaan is; gelijk de oogleden zich opendoen eer het oog dat ziet. Vergelijk onder, hfdst.41 vs.9.